Loirereis

Loirereis

Hoofdstuk uit een manuscript. Veroniek en Leontien zijn tweelingzussen. Identiek, op het litteken in Veronieks nek na, veroorzaakt door Leontien. Veroniek kijkt terug.

Leontien zat op een andere school dan ik. Onze ouders vonden dat beter voor onze persoonlijke ontwikkeling. De meeste mensen op school wisten niet eens dat ik een tweelingzus had. Het was een mooi streven van pa en ma, maar ongewild hebben ze daardoor wel carte blanche gegeven voor de vele verwisselingstrucs waar wij ons mee vermaakten.

Op een avond kwam Leontien mijn kamer binnen en vroeg of ik zin had om een schooltripje van haar over te nemen. Haar klas zou voor het vak Frans een kastelentocht langs de Loire maken. Reizen in een bus dus en slapen in een jeugdherberg, elke dag een andere. Ik vertrouwde het niet helemaal en opperde dat zij volgende maand dan zeker in mijn plaats naar Londen wilde gaan. We keken elkaar in de donkerbruine ogen.
‘Ik zweer je van niet, Vero’, zei ze ernstig. Op mijn vraag waarom ze dan niet op zo’n snoepreisje naar Frankrijk wilde gaan, antwoordde ze met een aantal redenen. Ze vond de docent een zeikerd, ze haatte de Fransen met hun gebrrrrrrrouw, er zaten geen, ze herhaalde géén, leuke klasgenoten in die groep, ze werd misselijk in een bus en de Franse keuken deed haar pas echt kotsen.


Het was voor het eerst dat ze over deze ergernissen sprak, maar een mens hoort soms wat hij wíl horen. Voor mij was dat vijf dagen toeren door Frankrijk. Vijf dagen weg van school en sleur. Vijf dagen lol in jeugdherbergen. Vijf dagen zon op je wangen en een oogstrelend landschap. Een stemmetje in mijn hoofd zei me dat het vreemd was dat Leo niet zelf meeging, maar ik vond dat het stemmetje zijn kop moest houden en antwoordde mijn zus dat ik dat natuurlijk graag voor haar overhad. Wel had ik twee repetities die week. Eén voor scheikunde en één voor Engels. Als ze die zou verknallen zou het eens en voorgoed afgelopen zijn met plaatsen wisselen en dus ook met de telefoongesprekken die we voor elkaar voerden en het samen smoesjes ophangen tegen pa en ma.
‘Natuurlijk verknal ik het niet, Vero’, had ze gezegd. ‘Denk je nou echt dat ik onze band te grabbel gooi?’
Nee, dat dacht ik niet. Ik wist eigenlijk wel zeker van niet en met een gerust hart pakte ik een koffer van zolder.

Onze ouders hadden niets door. Die hadden nooit wat door. Omdat wij in hun ogen oppassende meisjes waren die nooit problemen hadden kregen we naarmate de jaren vorderden hoe langer hoe minder controle en des te meer vrijheid. Uiteraard hadden wij ook onze akkefietjes, maar we zouden wel gek zijn om pa en ma hiermee lastig te vallen en we waren slim genoeg om te voorkomen dat anderen dat zouden doen. Mijn vader zette zijn zwierige handtekening op het formulier voor de Loirereis en legde er zes biljetten van honderd euro bij. Met een even zwierig gebaar slingerde ik de koffer op het bed, nadat ik Leontien mijn dictaten voor scheikunde en de leesboeken voor Engels in haar handen gedrukt had.
‘We hebben een afspraak hè, Leo?’
‘Ja, afspraak, Vero.’
Ze tikte even met haar vlakke hand op het stapeltje boeken in haar armen en lachte me breed toe. Neuriënd pakte ik de koffer in met haar kleren terwijl Leo op mijn bed zat en details over haar school met me doornam. Ik kwam er haast nooit vanwege het beleid van onze ouders om ons wat onderwijs betreft gescheiden te houden en het zou de eerste keer zijn dat ik daar haar plaats in zou nemen. Het meeste over haar schoolleven wist ik wel uit haar verhalen, maar voor de Loirereis moest ik feilloos alles weten.

Op de dag van vertrek wensten pa en ma haar bij het ontbijt een prettige reis. Zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten. Onze ouders waren lieve, niet-achterdochtige mensen die geloofden in het goede van de mens. Zolang we ervoor zorgden dat onze haren onze nek bleven bedekken, zouden zelfs zíj de verwisseling niet doorhebben. Met de door mij ingepakte koffer in haar hand, stapten Leontien en ik tegelijkertijd de deur uit. Mama zwaaide ons uit bij het raam. Ik stapte op mijn fiets en reed de straat uit. Leo sloeg rechtsaf richting bushalte. Via een parallelweg reed ik naar de bushalte waar Leo mijn fiets overnam en ik de koffer. Het ging allemaal gesmeerd, we waren niet anders gewend.

Op het schoolplein dromden scholieren en enkele ouders bijeen. Ik sloot me aan bij een meisje dat me begroette met: ‘Hé Leo, ben je daar eindelijk?’ en dat voldeed aan Leontiens beschrijving van Miriam, een klasgenootje waar ze veel mee optrok. Zoals altijd was het spannend. Je moest op je qui-vive zijn. Oppassen dat je meteen reageerde als iemand je Leo noemde. Meelachen met grapjes al begreep je ze niet. Helemaal opgaan in de ‘weet je nog’ anekdotes, waarbij de gebeurtenissen herhalen in je eigen woorden de beste strategie was om door deze vuurproef te komen. De uitdaging was groot, maar ik wilde niet onder doen voor mijn zus en zij waarschijnlijk niet voor mij. Zo slaagden we er elke keer weer in om van de verwisseling een succes te maken.

Het was tijd om de bus in te gaan. Leerlingen namen afscheid van ouders, sommigen klommen al de bus in. Miriam en ik stonden in de rij bij de voordeur toen er een leraar op ons toekwam.
‘Heb je Voorthuis’, fluisterde Miriam. ‘Hij is het vast nog niet vergeten.’
‘Wat niet?’
‘Je straf, sukkel.’
Voorthuis pakte me bij mijn mouw en trok me uit de rij.
‘Jij blijft voorlopig bij mij, jongedame.’
Ik moest naast hem blijven staan totdat iedereen zat. Ik moest de hele busrit en alle opeenvolgende dagen muisstil voorin naast hem zitten, terwijl iedereen achter me naar hun Ipods luisterde, chips at en Michael Jackson imiteerde. En toen de hele bus inclusief de chauffeur in koor “Imagine” zong en ik heel zachtjes meeneuriede, beet hij me toe: ‘Ik wil jou niet horen deze reis, Leontien. Níet… begrijp je…’
Dus staarde ik maar weer uit het raam, waar de met lavendel begroeide velden ergerlijk mooi waren. Als ik die griet te pakken krijg. Dan zorg ik dat zij op haar beurt wel víjf littekens krijgt. En niet alleen in haar nek.

Het was een hel. Ik mocht niet bij de andere leerlingen zijn en zat aan Voorthuis vast alsof we een Siamese tweeling waren. Slapen moest ik apart. Eten moest aan een afzonderlijke tafel. Bovendien had ik elke avond corvee en moest ik afwassen. Ik kon bij niemand informeren wat ik gedaan had. Waar Leontien dit aan verdiend had. Ik durfde niet te vragen om gratie of strafvermindering, doodsbang als ik was door de mand te vallen. Mijn intuïtie zei me dat ik dan pas echt de poppen aan het dansen zou hebben. Dus zat ik de doodsaaie busritten uit met een snurkende Voorthuis naast me die als zijn hoofd naar me toegekeerd lag, me in een naar gekookte bloemkool ruikende ademstroom hulde.

In het begin leefden de andere leerlingen met me mee. Een begrijpende glimlach, een knipoog als Voorthuis even niet keek, bij het foto’s nemen ook een foto van mij om te laten weten dat ze met me te doen hadden. Maar de aandacht was omgekeerd evenredig aan het plezier van de groep; hoe meer gelach en gegil ik achter me in de bus hoorde, des te eenzamer ik me voelde. Het enige voordeel van al deze ongewilde ledigheid was dat ik de boeken voor mijn Franse lijst uitlas. Wat een geluk dat ik niet had kunnen kiezen en er maar liefst drie in de koffer had gegooid.

Maar ook een stierlijk vervelende Loirereis gaat voorbij. Op de laatste avond in Antwerpen, voordat we Nederland zouden binnen rijden kwam boven verwachting dan toch de gratie. Ik kreeg vrijstelling van mijn straf vanwege de Bonte Avond. Ik was zo gewend aan mijn kluizenaarschap dat ik niet eens wist of ik er wel blij mee was en vroeg hakkelend aan Voorthuis wat ik moest doen.
‘Uhm… misschien wat je vóór je straf ook altijd deed? Rotzooi trappen met Miriam?’
Die omhelsde me toen ik me bij haar voegde en Elena en Merel ook. Een paar jongens dromden om me heen en vertelden me dat het de beste stunt ooit was geweest en hoe cool ze me wel niet vonden. Inmiddels was het verlangen te weten waar ik, of liever Leo, deze onredelijk zware straf aan te wijten had groot, maar ik moest tot mijn thuiskomst wachten voordat ik het zou begrijpen.

De laatste avond mocht ik slapen op de meidenzaal en dat verzachtte iets van het doorstane leed. We deden ons tegoed aan sigaretten en aan wodka overgegoten in lege waterflessen. Handig dat dat spul transparant is. Een plastic zeepbakje voorzien van een laagje water deed dienst als asbak. Verder was er Engelse drop, popcorn en cola. Ik was van plan de hele nacht door te halen, maar de anderen antwoordden dat ze dit de hele tijd al hadden gedaan. Maar wie weet: direct komen de jongens misschien. Om half twaalf nadat Voorthuis zijn hoofd om de deur had gestoken met een: ‘En nu echt gaan slapen, dames’, slopen er inderdaad een paar leden van de andere sekse binnen. Een lange jongen met bruine krullen deed meteen het raam open en stak een joint aan.
‘Hier, speciaal bewaard voor jou’, zei hij met een warme blik.

Hij kwam naast me zitten, sloeg zijn arm om me heen en kuste me, wat ik dankbaar in ontvangst nam. Over een vriendje had Leo niets gezegd. Ik wist zijn naam niet eens. Maar zijn lippen waren als marshmallows en zijn adem rook naar kaneel. Ik vond dat ik het wel verdiend had na vijf dagen de aanblik van Voorthuis die snurkend kleine belletjes produceerde die uiteindelijk op zijn kin belandden. Naast hem was mijn enige troost een reep Toblerone uit de supermarché geweest.

We reden in de loop van de middag het schoolterrein op. Na de Bonte Avond en het doorhalen ‘s nachts was het een rustige rit geweest, bijna iedereen had met ogen dicht in zijn stoel gelegen. Enkele moeders waren aanwezig om hun kinderen op te halen. Ik nam afscheid van Miriam en het vriendengroepje waarbij ik niet vergat om hen ‘Tot maandag’ toe te roepen. Toen ik van hen wegliep stapte Voorthuis op me af.
‘Ik hoop dat je ouders tevreden zijn. Zeg ze maar dat ik precies heb gedaan wat we afgesproken hebben.’
‘Goed meneer, zal ik doen. Dank u wel.’
Mijn ouders wisten ervan?

Het was koud en winderig in Nederland. Ik liep met mijn koffer in mijn hand naar de bus terwijl ik met enige weemoed aan de schoonheid van het Loiredal dacht. Mijn woonplaats was geen pittoresk dorpje met in zwart geklede vrouwtjes voor de deur en pleinen met imposante kastanjebomen waaronder mannetjes jeu de boules speelden. Uren had ik naar buiten gekeken en ik miste nu het door de rivier gedomineerde landschap, glooiend, zonovergoten en met velden vol druivenranken. Ik zette de kraag van mijn jas op en stevende op de bushalte af om warm te worden.

Ik had het wel verwacht. Toen ik uit de bus stapte stond Leontien er met mijn fiets aan haar hand. Ik kreeg een rood waas voor mijn ogen. Ik wilde haar uitschelden. Schreeuwen als een dolgedraaid viswijf. Wilde de koffer voor haar voeten smijten waarbij het de bedoeling was dat hij open zou springen en haar kleren in een plas terecht zouden komen. Ik wilde haar zeggen dat ze hiermee onze vertrouwensband onherstelbaar verbroken had. Dit kwam nooit, nooit meer goed. Maar Leontien keek me bezorgd aan en vroeg: ‘Heb je met hem gezoend?’
‘Ja, godverdomme! Hoe heet hij in vredesnaam!’
Ze begon te snikken. Voorzichtig zette ik de koffer op de grond. Ben ik niet degene die nu moet huilen?

Ik sloeg een arm om haar heen en zei troostend dat ik heel erg mijn best had gedaan tijdens het kussen, zodat hij echt geen verschil zou merken of teleurgesteld zou zijn. Ze veegde haar tranen weg, zette de koffer achterop de fiets en we liepen richting huis. Mijn armen waren zwaar, ik had moeite mijn oogleden open te houden en om mijn voeten op te tillen. De slapeloze nacht begon zich te wreken. Toen mijn zus me haar relaas deed, hoorde ik alles gelaten aan.

‘Het ging om een weddenschap met Joris. Zo heet hij dus, die jongen waarmee jij gezoend hebt. Vond je zijn lippen niet zacht? Ja, ik ook dus. Nou, hij daagde me uit om iets te doen in de kamer van de conrector. Iets heel ergs, zo erg dat je ervoor van school getrapt zou worden. Ik wil helemaal niet van school. Ik vind het gaaf op school en het alternatief zou zijn dat ik bij jou kom, daar heb ik al helemáál geen zin in. En ik wilde indruk maken op Joris. Hij liet doorschemeren dat hij me leuk vond, maar als ik zou doen waarvan hij zei dat ik dat niet durfde, nou dan zou hij me helemaal leuk vinden. Dus ik heb het gedaan. Tijdens de ochtendpauze van de docenten als ze toch maar allemaal koffie zitten te drinken in de docentenkamer, ben ik de kamer van de conrector binnengeglipt en heb op alle rapporten van onze klas van alle zessen een acht gemaakt. Ik had er speciaal een fineliner voor gekocht en thuis geoefend, maar met een beetje vaste hand is het helemaal niet moeilijk. Ik was de heldin van de klas. Iedereen door het dolle heen met die mooie cijfers. Weet je wel wat een belangen er spelen als het om mooie cijfers gaat? Hele brommers zou ik er voor mijn klasgenoten uitgesleept hebben. Maar natuurlijk moesten een paar heilige boontjes het weer verknallen en alles doorklikken. Pa en ma moesten bij de conrector komen. Omdat ik geen precedent heb, werd ik niet van school gestuurd, maar ze hebben wel samen die onzalige afspraak voor mijn quarantaine tijdens de Frankrijkreis gemaakt. Pa was zo ernstig toen ze me het vertelden. We zullen Veroniek erbuiten houden en je die schande besparen, zei hij. Maar dat er een straf voor in de plaats moet komen Leontien, snap je zeker wel.’

Zwijgend liepen we naast elkaar verder. De vraag die op mijn lippen lag, werd beantwoord toen we onze straat in kwamen.
‘Ik deed het alleen omdat ik wel eens wilde zien of een verwisseling ook werkt als het om iets vervelends gaat. Daar was ik nieuwsgierig naar. Kijken waar de grens ligt.’
‘Ik geloof je niet’, zei ik beslist. ‘Hoe heb je me dit ooit kunnen aandoen, Leo? Volgens mij wilde je me gewoon een loer draaien.’
Ze wilde net antwoorden toen de voordeur openzwaaide. Mama kwam met gespreide armen op mijn zus toelopen.
‘Leo… Hoe heb je het gehad, kind?’
Met een schok besefte ik dat we in de consternatie waren vergeten details van de reis door te nemen. Leontien zou alle registers moeten opentrekken om een geloofwaardig verhaal op te hangen. Maar ik was de laatste die medelijden met haar had.
*
Een mens vergeet. Een mens vergeeft. Zeker als het om je tweelingzus gaat van wie je vrijdagavond beslist die onyx oorbellen moet lenen, want die staan perfect bij je zwartzijden jurk.