Hengst

Ik heb een hengst aan het verhaal toegevoegd,’ zegt Dimitri me op een onbewaakt ogenblik op Skype. Omdat het typen voor hem steeds lastiger wordt vanwege zijn ziekte, proberen we nu zoveel mogelijk via videochat te overleggen.
Doordat hij op de meest onmogelijke tijdstippen belt, haatmail stuurt als ik niet meteen reageer en mijn dagindeling vanzelfsprekend die van een professionele schrijfster is – laat naar bed en laat op – moet ik hem vaak met ongekamde haren te woord staan. Maar die ergernis hou ik maar voor me. Evenals het feit dat ik eerst een half uur in het donker zit te turen omdat hij zijn camera moet ontbloten. Die sissy boy plakt elke keer zijn laptop volledig af. En altijd moet hij tijdens onze conversatie om een onverklaarbare reden een flesje water naar binnen klokken tijdens het gestaag wegtikken van de minuten. Terwijl ik nog Huis onder de hamer moet kijken en mijn nagels lakken en de was afhalen omdat die na half vier alweer vochtig wordt hier aan zee.
‘Een hengst?!’ roep ik uit. ‘Wat moet dat meisje met een hengst? Ze heeft al een merrie om voor te zorgen en een veulentje. Om van die kippenren en varkensstal maar te zwijgen. Zoveel tijd heeft ze niet. Het wordt alleen maar lastig om al die beesten in het verhaal te passen.’
Dimitri vertrekt zoals gewoonlijk geen spier bij mijn tegenwerping.
‘Hij heet Hadrianus,’ zegt hij. ‘Hengst Hadrianus.’
Ik moet toegeven, de alliteratie staat als een huis.
Geheimpje: Dimitri mag van mij altijd de namen van de personages uitkiezen omdat ik vind dat hij dat steengoed kan. Ook nu is die naam weer een regelrechte voltreffer. Zo treffend dat ik alleen al om die naam geneigd ben akkoord te gaan.
Maar dat is mijn eer te na. Ik sputter nog wat tegen totdat Dimitri hautain zegt: ‘Lees het eerst maar eens, Amsterdamse muts.’ Waarop ik wil antwoorden: zal me haasten, Brugse zot, maar iets vertelt me dat dit weinig constructief is, willen we dit nieuwe manuscript op tijd afkrijgen. Ik mompel dus wat als instemming.
’s Middags krijg ik het nieuwe stukje over het ongewenste beest.
Ze is al de hele middag bij de paarden. Terwijl ze Hadrianus aan het roskammen is speelt het incident voor de zoveelste keer door haar hoofd. Alsof Hadrianus haar gedachten heeft gelezen briest hij. ‘Rustig maar, jongen. Voorlopig ga ik nergens heen.’ Telkens als ze de borstel over een glanzende zwarte flank van het majestueuze dier haalt, strijkt ze met haar vrije hand die beweging na. Ze zou dit de hele dag door kunnen herhalen, maar dat kan jammer genoeg niet: één keer wassen en één keer kammen per week is eigenlijk al veel voor de natuurlijke vetlaag op de huid van een paard. Daarom gaat ze lang nadat ze klaar is door met haar vingers. Aaien kan ze eeuwig blijven doen.
Het is best goed, stel ik wrokkend vast, maar dat ga ik natuurlijk niet aan hem toegeven.
‘Dimitri wil per se een hengst in het nieuwe manuscript,’ zeg ik verbolgen tegen mijn man als we ’s avonds bij de tv zitten met ons bordje op schoot.
‘Wat nu weer?’ vraagt hij zuchtend omdat hij wel gewend is aan al de horrorstories die mijn samenwerking met Dimitri kenmerken.
‘Nou gewoon, een merrie en een veulentje waren niet genoeg voor meneer. En wil je even lachen? Hij heet Hengst Hadrianus.’
Ik moet een momentje op adem komen, het duizelt me van al die h’s.
Mijn man fluit bewonderend. Hij legt zijn vork neer en gaat er goed voor zitten.
‘Ik vind dat hij gelijk heeft,’ zegt hij dan. ‘Er moet een hengst bij. En Hadrianus is gewoon een vondst, dat moet je met me eens zijn.’
Ik rol met mijn ogen. Ik had me voorgenomen om morgen biefstuk te bakken, wat ik zelf niet lust, maar dat idee is door die opmerking uiteraard volledig van de baan geveegd. En ik weet niet of ik het ooit nog een keer wél ga doen. Waar is godsamme de echtelijke loyaliteit? Wordt die gewoon weggedrukt door wat macho gekonkel? Getriggerd door een andere macho, een páárd nota bene?’
Mijn mans blik is bijzonder ernstig als hij me aankijkt. ‘Nee echt, Karin. Die hengst moet erin blijven. Ik steun Dimitri.’
‘Jezus,’ zeg ik. ‘Ik zal jou nóg eens wat vertellen, Amsterdamse vent.’
Als ik opsta valt mijn bord van mijn schoot. De tomatensaus van de spaghetti trekt gewillig in het tapijt.
Over Hadrianus is het laatste woord nog niet gezegd. Of hij erin blijft, weten we nog niet. Dat moeten jullie zelf maar gaan lezen als boek nummer drie gepubliceerd is bij Uitgeverij Ellessy. En het geweldige is dat jullie eigen Patrice ons bij het plot de weg gewezen heeft. Hoe gaaf is dat?
Geschreven voor: perfecteburenleesclub.blogspot.com