Geen pijn, geen Valentijn

Chains, my baby’s got me locked up in chains
And they ain’t the kind that you can see
— The Cookies —
Geschreven door Karin Kallenberg & Dimitri Van Hove
1
Morgen is het weer zover, de vervelendste dag van het jaar. Voor
andere eenzamen is dat hun verjaardag, of kerst, of oudejaarsavond als
de rest van de wereld staat te hossen met op hun lippen nog het
poedersuiker van de oliebollen. Maar voor mij is het 14 februari,
Valentijn. Overgewaaid uit Amerika zoals zoveel vieringen waar geld mee
te verdienen valt. Zo’n feestelijke dag die bij de outsiders, als bij
een vampier, een houten pin door je hart slaat. Een actie gedoemd te
mislukken want sterven doe je niet. Door de pijn in je borst líjkt dat
alleen maar zo. Kinderdag, ook zoiets, alleen maar leuk als je
beminnelijke koters hebt. Vaderdag dan. Gezellig, een vader hebben we
allemaal, toch? Maar voor sommigen van ons geeft alleen dat predicaat al
oneindig verdriet. De enige dag die voor mij in aanmerking zou komen om
gevierd te worden is Singlesday, alleen is dat nou net iets waaraan je
níet herinnerd wilt worden.
Valentijn. Een naam vol belofte. Een minnaar, een geliefde, al of
niet geheim. En het schrijnt om op 14 februari ingepeperd te krijgen dat
je die niet hebt. Zachtjes bijt ik op mijn tong zodat de tranen die
opkomen tenminste ook een fysieke oorzaak hebben. Valentijn, wat een
chagrijn. Met een ruk trek ik de plastic zak uit de vuilnisbak. Hij
scheurt, de inhoud belandt op mijn keukenvloer. Drie verpakkingen van
een magnetronmaaltijd, tien miniblikjes cola zero, vijf Marswikkels,
sinaasappelschillen, een bakje beschimmelde druiven. Alles besprenkeld
met koffieprut. Het resultaat van een verdrietige vrouw die nog te
beroerd is om haar afval te scheiden.
Terwijl ik moedeloos naar de
rotzooi op de witte tegels staar, hoor ik de voordeur naast die van mij
dichtslaan. Ik rep me naar het raam. Vanachter de jaloezie gluur ik naar
buiten. Tim zet zijn kliko aan de stoeprand. Ja, als ik nou mijn
bioafval trouw in de kliko had gegooid, had ik ook iets om buiten te
zetten. Zou ik nu kunnen genieten van een close-up van Tims ongeschoren
kaken en zijn strakke T-shirt waar misschien wel wat borsthaar bovenuit
piept.
Ik zou natuurlijk snel nog even mijn lege kliko naar buiten
kunnen sjorren, maar wat als Tim, galant als hij is, hem van me
overneemt? Ik zie zijn spottende blik al voor me als hij ontdekt hoe ik
me aanstel. Aarzelend doe ik een stap naar de keukendeur. Tim pakt iets
uit zijn broekzak en houdt het bij zijn mond. Aan de rookwolk die boven
zijn hoofd wegwaait zie ik dat hij een sigaret heeft opgestoken. Een
teken? Voor mij? Een uitnodiging voor een gesprek tussen buren, samen
vertrouwelijk met hun ellebogen leunend op hun kliko’s terwijl we het
weer voor de komende dagen doornemen? Heeft hij daarom zijn jas aan?
Omdat hij op me wacht? Dat is… Tjee, geweldig. Mijn knieën worden een
beetje week. Ik voel een kramp in mijn maag. Dat ik geen kracht voor het
mannen van de kliko heb, hoef ik niet eens te faken.
Op straat trapt
Tim zijn peuk uit. Als ik mijn hand op de deurklink leg, haalt hij zijn
muts uit zijn jaszak en zet hem op. Dan loopt hij weg.
‘Verdomme!’
Ik grijp in mijn haar, knijp er even in en draai me om naar mijn
bevuilde keukenvloer. Weer te laat voor de liefde, doos die je bent.
2
Na vele jaren intensief onderzoek en faliekant afgelopen
experimenten op zowel dieren als mensen, heb ik een manier ontdekt om
mezelf onzichtbaar te maken. Stel je er niet te veel bij voor – het
verloopt minder romantisch dan in de films. Daarin ontwikkelt iemand
meestal een of ander serum waardoor je na inname je kleren uit kunt doen
en piemelnaakt door de dameskleedkamer dartelen, maar zo werkt het
natuurlijk niet. In de realiteit gaat het om een pak dat je aantrekt.
Een
behoorlijke teleurstelling om er na al die geïnvesteerde tijd, wat me
mijn huwelijk heeft gekost, achter te komen dat een handig drankje te
moeilijk is om te ontwikkelen, en dat zelfs een lichte
onzichtbaarheidsmantel er niet in zit. Om van de gemaakte kosten nog
maar te zwijgen.
Ik, of beter gezegd: het pak, kan eindelijk de
straat op. Na een laatste ronde van tweeken en finetunen op de
universiteit gisteren, ga ik het vandaag aan een iets betrouwbaarder
testpubliek onderwerpen dan aan een groepje dronken studenten.
Voorlopig
houd ik mijn kleren aan, het is stervenskoud buiten. Ik pak de koffer
waarin ik al jaren alles bewaar en hijs hem op de keukentafel. Van beide
cijfersloten draai ik de juiste combinatie bijeen. Ik denk terug aan
die bezopen studenten gisteren en schiet in de lach: voor hen was dit
natuurlijk alsof ik een lege koffer openmaakte. Op de tast zoek ik de
broek en trek hem over mijn zichtbare aan – ik weet wat jullie denken,
handig is anders, en daar hebben jullie gelijk in – maar ik kan de
verschillende stukken van het pak moeilijk van een labeltje voorzien,
hè. Het is gewoon een kwestie van goed onthouden waar je alles gelaten
hebt.
Voor ik de onzichtbare aandoe ga ik mijn gewone jas halen, ik
loop door naar de gang. In de zomer kun je dit in je blootje doen, maar
in februari heb je beter teveel aan dan te weinig. Wat dat betreft ben
ik best blij dat ik er niet in geslaagd ben een serum te creëren: in de
verfilming uit 1933 worden er geen vragen bij gesteld, maar als The
Invisible Man op de vlucht is voor de politie moet hij dus naakt door de
sneeuw.
Als ik mijn onzichtbare overschoenen aanheb ga ik in de
koffer op zoek naar de bivakmuts. Het duurt altijd even voor je die te
pakken hebt, en hem aantrekken is een heel gedoe, omdat je niet kunt
zien waar de ooggaten zitten.
De handschoenen kun je uiteraard pas helemaal op het eind aan.
Klaar.
Ik ga naar de voordeur. Wat ze er in de fictie ook niet bij vertellen
is hoeveel oefening het vergt voor je iets simpels als een deur openen
onder de knie hebt. Als ik na lang rondtasten nog steeds de klink niet
te pakken heb, zoek ik mijn vingertoppen, je eigen lichaam is
makkelijker te vinden. Ik ruk de handschoen uit. Mijn hand zweeft als
Thing uit The Addams Family naar de deur toe, maar midden in de lucht
blijft hij hangen.
Waarom zou ik het pak nog testen? Het is wel zonneklaar dat het werkt.
3
Tims kliko staat nog steeds waar hij hem achterliet. In mijn tas
zoek ik mijn sleutel. Voorlopig viel Valentijnsdag nog mee, als je maar
genoeg je best doet om al die reclames voor dweperige etentjes,
sieraden die eeuwige liefde verkondigen en gloedvolle aanbiedingen voor
verliefden, te negeren omdat je gewoon niet de doelgroep bent. Zelfs bij
de wc-eend zat een ‘schattig’ elastieken hartjesarmbandje met de tekst:
Je bent me er eendje. Het kostte me een nagel om in de winkel het
cellofaan te breken, het ding van de fles te pulken en het om een tube
haargel te doen. Die had daarna een leuke zandlopervorm.
Al met al is
het me redelijk gelukt deze dag door te komen denk ik, als ik mijn
huissleutel in het slot steek. Afgezien van die man in de bus die naast
me kwam zitten met zo’n idioot grote bos rode rozen, die ook nog eens
bedwelmend lekker rook, dat het me alleen maar lukte om niet te
kokhalzen van ellende door in mijn hoofd een Less is more, hoor mantra
aan te heffen. En dat nog drie haltes vol te houden toen hij allang was
uitgestapt.
Mijn voordeur zwiept open, ik ga naar binnen en trap op
een envelop die op de mat ligt. Niets nieuws, dat gebeurt me drie keer
per week, maar deze envelop is rood en heeft de vorm van iets wat niet
anders gekwalificeerd kan worden dan een hart. Die van mij slaat een
slag over. Maar meteen denk ik dat hij van mijn moeder is die weet hoe
ik lijd, of van mijn bejaarde oom die zich nog weleens in een adres wil
vergissen. Mijn hart klopt alweer normaal als ik mijn boodschappentas
neerzet, de envelop oppak en bekijk. Er staat geen adres op, bejaarde
oom valt dus af. Ma ook, die woont in een andere stad en is slecht ter
been. No way dat zij dit in de bus heeft gedaan.
Dit komt van Tim.
Bevend
sleep ik me naar de bank. Mijn hart heeft inmiddels een absurde roffel
aangenomen alsof ik niet al opgewonden genoeg ben. Ik druk het papieren
hart tegen het mijne, maar dat zweept de boel alleen maar nog meer op.
Fuck die voorpret. Met trillende vingers rijt ik de envelop open en lees
het krullerige handschrift.
Vanavond, 20:00 diner voor twee
Jij en ik
Als jij ook wilt
Houtmanstraat 22
Je Valentijn
4
Dit wordt een dure grap. Ik steek een duim op tegen de
arbeiders. Ze zijn met z’n vieren. Plus hun baas. Die nu naar me toe
komt vanaf de overkant van de straat, waar ze hun hoogtewerker hebben
staan. De man is klein en breed van gestalte, draagt een grijze overall
en een rode pet.
‘Kijken of ik dit goed begrepen heb,’ zegt hij. ‘Dus u wilt dat we een doek voor uw gevel hangen…’
‘En over het dak heen,’ vul ik aan. ‘Het dak moet ook bedekt zijn.’
Hij
doet enkele stappen achteruit, plooit wat aan de klep van zijn pet en
tuurt omhoog naar mijn huis. ‘Juist ja.’ De man kijkt naar mij, in de
deuropening. ‘Alleen… Dat doek is,’ hij vormt aanhalingstekens met zijn
vingers, ‘“onzichtbaar”?’
Wijzend naar de stoep aan de overkant zeg ik dat ik heb aangeduid waar de rol begint en waar hij eindigt. ‘Met krijt.’
‘Uhuh…’
‘Ik weet hoe dit klinkt.’
‘En wat als we, ondanks je markeringen die onbestaande rol niet kunnen vinden?’
Ik
zucht en steek de straat over. Dat dit op de nodige scepsis zou stuiten
had ik al verwacht. Omdat het opgerolde doek een meer dan behoorlijke
diameter heeft wip je er niet even overheen, dus ik loop om. Voorbij de
krijtstreep stap ik de stoep op en leg een hand op de rol.
‘Het doek
bestaat wel degelijk.’ Ik beklop de rol een paar keer, wrijf erover.
‘Het is alleen niet zichtbaar voor het menselijk oog.’
‘Uhuh,’ herhaalt hij. ‘Het is jouw geld, man. Als de overschrijving van de bank maar niet onzichtbaar is.’
5
Wankelend op de hoogste pumps die ik mijn kast had staan loop ik
naar de bushalte. ‘Zitschoenen’ noemen sommige mensen dit soort
pijlers. Klopt, ik ga er ook mee zitten. Zo meteen tegenover Tim,
terwijl hij me champagne inschenkt en me zijn oesterschelp laat
uitslurpen. Mijn kleine teen begint te steken, maar daar kan ik nu geen
aandacht aan geven. Ik heb zoveel tijd verloren om me in de juiste
verschijning te transformeren dat ik niet heb kunnen kijken waar ik
eigenlijk heen moet. Die Houtmanstraat moet hier ergens dichtbij zijn,
een collega woonde vroeger daar.
Op mijn telefoon tik ik de straat in
in Google Maps. Bus twaalf zal me er in zes minuten heen brengen.
Daarna is het nog vier minuten lopen.
In de bus zit slechts een
handjevol mensen. Iedereen zit natuurlijk al aan de kreeftensoep of voor
de buis All you need te kijken. Maar ik ga naar een Valentijnsdate. Een
geheime nog wel. En ik ga er verdomme van genieten. Stekende tenen and
all.
De deuren van de bus sluiten met een klap. Ik trek de kraag van
mijn jack wat hoger. Er is sneeuw voorspeld en daar sta ik dan in mijn
minirok, flinterdunne nylons en een kort jasje dat niet eens dicht kan.
De uitdossing van een wicht, maar ik kan moeilijk op de eerste
Valentijnsafspraak in mijn leven met moonboots en oorwarmers
verschijnen.
De wind blaast ijzig tegen mijn benen en naakte
sleutelbeenderen. Met mijn telefoon in mijn hand begin ik te lopen.
Inmiddels steken mijn voeten alsof ze als speldenkussen dienen, maar ik
klem mijn tanden op elkaar. Geen pijn, geen Valentijn. In de verte doemt
een staketsel van een gebouw op. De gaten als donkere ogen in een
doodskop. Houtmanstraat 22 geeft het rode pijltje aan op mijn telefoon.
Ik strompel verder.
De koude rillingen lopen over mijn rug, het
kippenvel staat op mijn dijen, en dat komt niet door mijn schaarse
kledij. Is dit het idee van Tim voor een romantische setting? Nergens is
een huisnummer te bekennen, maar hier moet het zijn, Google vergist
zich nooit. Ik kijk een gat in, enkel verlicht door een zwak schijnsel
van de maan dat van boven komt. Met de schijnwerper van mijn telefoon
zie ik dat de vloer van het gebouw in aanbouw vreemd genoeg al is
afgewerkt, geen kaal beton maar mooi parket. De drie muren die me
omgeven zijn ook al klaar, allemaal zijn ze van smaakvol behang en
ingelijste afbeeldingen voorzien. Maar er ontbreekt een man die me teder
glimlachend een doos met een strik van tule aanreikt.
Moedeloos laat
ik mijn arm met mijn telefoon zakken. De betovering is verbroken. Zal
ik een taxi bellen en me in mijn eenhoorn onesie nestelen op de bank met
de zoveelste magnetronmaaltijd op schoot? Is dat mijn lot? Voor altijd?
Als ik mijn ogen weer open en hartgrondig zucht, zend ik een ademwolkje
voor me uit, het donkere hol in. Waarom regelde mijn Valentijn niet
gewoon een high tea in het Amstel Hotel?
Net als ik me om wil
draaien, zie ik in mijn ooghoek iets flikkeren. Kan dat… Zal het… Het
zijn kaarsen. Eerst wordt het warm in mijn keel, dan trekt de gloed door
mijn lichaam.
‘Tim?’ zeg ik zachtjes. Ik weet nog steeds niet of hij
het wel is. Misschien is het toch Aidan van de boekhouding. Of die
bezorger van PostNL die altijd zo vrolijk is en een keer naar me
knipoogde.
Het kaarslicht is als een dwaallicht in de nacht. Bijna
gehypnotiseerd ga ik erop af. Wat is dit romantisch. Ik zie wit, zacht
glanzend damast. Kristallen glazen die fonkelen in het schijnsel van de
gele vlammen. De borden hebben een gouden rand. Ik wist niet dat Tim
zo’n goede smaak had.
6
Karlijn bekijkt de foto’s aan de muren, wat ziet ze er lekker
uit in die hoerige rok. Onophoudelijk friemelt ze aan de kraag van haar
jasje, ze is bloednerveus natuurlijk. Ze inspecteert alles heel
nauwkeurig en met het licht van haar telefoon erop, maar ze zal niks
vinden wat mijn identiteit verraadt. Plaatjes van mezelf of mijn
ex-vrouw hang ik sowieso niet aan de wand, maar voor de zekerheid heb ik
die van Digger weggehaald, misschien heeft ze me ooit gezien bij het
uitlaten.
Haar nieuwsgierigheid wint het. Eindelijk gaat ze zitten.
Gelukkig kiest ze de stoel tegenover me, als ze op mijn onzichtbare
schoot was gaan zitten was dit geintje waarschijnlijk veel te vroeg
afgelopen.
Het was de bedoeling dat ze pas over een paar uur
hysterisch zou worden, als ze, vastgeklonken in mijn kelder, merkt dat
boven het blad met chirurgisch gereedschap plots een scalpel begint te
zweven, maar ik kan zo lang niet wachten. Ik sta zo stil mogelijk op,
buig me leunend op de tafel naar haar toe en zeg haar naam.
Haar ogen
puilen zowat uit haar hoofd. Ik loop om en ga achter haar staan, leg
mijn handen op haar schouders en blaas in haar nek.
Het gillen begint.