Friese meren

Friese meren

Het heeft lang niet geregend. Als ik mijn fiets aan een lantarenpaal vastketen, kruipen straatstof en uitlaatgassen in mijn neus bij elke auto die me passeert en harder dan twintig rijdt. Ik slalom tussen hondenpoep en bekers van een fastfood restaurant, terwijl ik naar een sleutel aan mijn omvangrijke sleutelbos zoek.

De walm van verschaald bier en volle asbakken slaat me tegemoet zogauw de voordeur opengaat: het was weer raak vannacht. Zonder mijn jas uit te doen loop ik de woonkamer in en zet het bovenlicht open, het enige raam dat in dit onbewoonbaar verklaarde pand niet uit zijn sponning valt.

De oplossing van een probleem begint bij het te onderkennen, ik geef mezelf twee minuten. Op de plastic salontafel staan tientallen glazen, voornamelijk leeg, maar in sommige zit iets wat nog het meest op urine lijkt. In één ervan drijven peuken. Van de tafel is een hoek afgebroken, maar dat ligt buiten mijn werkgebied. Pinda’s en chips liggen erop en eromheen, al of niet in het tapijt getrapt. Op de leuningen van de stoffen bank zie ik donkere vegen, waarschijnlijk afkomstig van sigarettenas. Voor de bank ligt een askegel die nog volledig intact is. Onder een kussen steekt een punt uit van een kanten kledingstuk. De stank in het vertrek doet denken aan de kattenbak en bloemenwater dat lang niet ververst is.

Ik tref mijn voorbereidingen en ga dan aan de slag met emmer, zeem en stofzuiger. Het is routinewerk, maar dankbaar. Gul plens ik water op de salontafel, laat de stofzuiger zingen en zwier met mijn zeem langs alle plekjes. Gaandeweg wordt de atmosfeer in de kamer beter en de misselijkmakende geur maakt plaats voor een pittig lavendel.

Achter me hoor ik een kreun. Snuivend laat hij de lucht in zijn neusgaten stromen.
“Oh, vet zeg! Jij bent ècht goed. Elke keer dat jij er bent, woon ik aan de Friese meren.”
Hij staat in de deuropening. Ogen dik van de slaap, haren recht overeind. Uit de bovenkant van zijn kamerjas steekt het borsthaar waar ik het allemaal voor doe.

Als ik het geruis van de douche hoor, kan ik mijn fantasieën niet de baas, maar het lukt me om door te werken totdat alles weer helemaal schoon is en de geur in de kamer tintelfris is. Pepermunt… Anijs… Dit moet wèl zo blijven. Ik klap het bovenlicht dicht.

Na zijn douche ruikt ook híj fantastisch. Cederhout en kokos zweven op me toe als hij me mijn geld overhandigt. Ik grijp een stoel vast.
“Wanneer kom je weer?”
“Volgende week.”
“Girl, you make my day… Tot dan.”  De voordeur klap dicht.
Verdwaasd staar ik naar het geld in mijn hand. Hij waardeert me echt, dat weet ik. Maar niet om mijn push-up beha en mijn bezoek aan de kapper gisteren.
In mijn tas zoek ik naar mijn sleutelbos, peuter zijn sleutel eraf en leg hem op de blinkende salontafel. Uit de keuken pak ik de vuilnisbak. Met op elkaar geklemde kaken slinger ik de inhoud door de kamer. De koffieprut wrijf ik met mijn voet stevig in het tapijt. Voor hem geen Friese meren meer.